Sigmund Freud (6 mei 1856 - 23 september 1939) zocht naar behandelingsmethoden voor psychische ziekten. Hij werd vooral bekend vanwege zijn methode van de psychoanalyse, een soort ‘praatkuur’ vanaf de divan, die nog steeds wordt beoefend. In 1938, een jaar voor zijn overlijden, verhuisden de Freuds naar London. Hier kunnen wij tegenwoordig de ster van het museum bezichtigen: De psychoanalytische bank. Daar waar het allemaal gebeurde.
De psychiater vergeleek de menselijke geest met een ijsberg: 1/10 deel ligt boven water (bewust), en 9/10 deel ligt onder water (onbewust). Freud en zijn navolgers stellen dat het overgrote deel van wat zich in de mens afspeelt, onbewust is. We zijn ons er niet van bewust wat de eigenlijke drijfveren zijn van ons gedrag, waarom we ons gedragen zoals we ons gedragen.
Hij probeerde het onderbewuste bloot te leggen. Eerst bracht hij zijn patiënten onder hypnose en nam ze mee terug naar een traumatische ervaring. Door het iemand te laten herbeleven dacht hij ze te kunnen genezen.
'Hoe ben ik op deze onzinnige hypothese gekomen, terwijl iedere getuige ontbreekt?'(Das Unbewusste, 1915)
De ervaring is al verdrongen, voordat het geregistreerd kan worden. Het paradoxale van deze theorie is dat niemand volgens Freud van een trauma kan getuigen: volgens de ontvanger is er namelijk nooit iets gebeurd of geregistreerd. De primaire verdringing is voor niets of niemand zichtbaar. De ontvanger is zich niet van een probleem bewust. Freud vraagt zich dus terecht af hoe hij op een hypothese komt, die nooit via getuigen getoetst kan worden.
Wat wij ‘redelijk gedrag’ noemen wordt niet in eerste instantie gedragen door de rede, maar door iets dat veel dieper ligt dan die rationaliteit en zelf aan de greep ervan ontsnapt, namelijk het onbewuste. Hij deelde de psyche op in het Ich, het Uber-Ich en het Es. Het Es is een bundel van driften, instincten en hartstochten, die alle gericht zijn op lustvolle bevrediging. De tegenpool van het Es is het Uber-Ich. Dat is de strenge gewetensfunctie, de censor: geboden en verboden die oorspronkelijk door ouderfiguren zouden zijn opgelegd. Freud omschrijft het als een controlerende instantie door de mens zelf in de kern van Ich geschapen, die op zijn impulsen en zijn handelen toezicht uitoefent en nagaat of ze met zijn verinnerlijkte normen overeenstemmen. De derde instantie, het Ich, heeft een integrerende functie en probeert beide kanten te verzoenen met behulp van verdringingsstrategieën zoals projectie en ontkenning. Het Ich is als een speelbal aan deze driften overgeleverd: wat wij het Ich noemen, gedraagt zich in feite passief. Wij worden geleefd door onbekende machten waar we geen greep op hebben.
In het normale geval worden de onbewuste aanstootgevende driftneigingen door het Ich in een min of meer intensief gevecht afgewezen: de energie wordt weggenomen of afgeleid. In bepaalde gevallen worden zulke driftneigingen nog niet eens tot een gevecht toegelaten: een primair afweermechanisme van het Ich wijst ze bij voorbaat af zodat ze met hun volledige energielading naar het onbewuste overgebracht (verdrongen) worden. Het gevolg is een surrogaatbevrediging:
- De ‘lichtste vorm hiervan zijn de dromen: verdrongen wensen kunnen in slaaptoestand door het op waakvlam gezette Uber-Ich glippen en eventjes ‘kiekeboe’ doen in het bewuste.
- In andere gevallen vertoont de patiënt een neurose (Die term wordt veelal gebruikt voor een storing waar de persoon zich bewust van is en hem enige last bezorgt: tics, fobieën, versprekingen, ergens niet op kunnen komen enz.
- Is de storing zo sterk dat ze het normale bewustzijn onderuithaalt en men alle contact met de werkelijkheid verliest, dan spreekt men van een psychose. Een psychotische patiënt heeft zich teruggetrokken in een andere wereld waar hij zich kiplekker voelt.
Later ging Freud over op het gebruik van ‘freie Aussage’: ongestoord alles eruit gooien. Hij geloofde dat als je vrijuit zegt wat er in je opkomt, de verdrongen driften vanzelf uit het onderbewuste tevoorschijn komen. Freud liet patiënten tijdens therapeutische sessies ongestuurd vertellen, zodat hij storingen in het onderbewust op kon sporen. Door deze dan bewust te maken, moest de klacht verdwijnen.
Wetenschappers zijn er nog niet over uit of Freuds theorieën kloppen. Sommige psychologen en psychiaters vinden Freud een bedrieger. Anderen zien hem als een belangrijke pionier, omdat zijn inzichten in de psychoanalyse veel hebben opgeleverd. Het blijft tot op de dag van vandaag een punt van discussie…
zaterdag 13 maart 2010
Psychoanalyse: de archeologie van de geest
Labels:
'freie Aussage',
bedrieger of pionier.,
Es,
Freud,
Ich,
onbewuste,
psychoanalyse,
Uber-Ich
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten